Terug

De uitslagen van de onderzoeken

De uitslagen van de onderzoeken

Na de ochtend met onderzoeken verzamelen we alle uitslagen van de metingen die onderdeel zijn van het UCC-SMART programma. Een multidisciplinair team van specialisten bespreekt deze uitslagen. Over de uitslagen die afwijkend zijn, wordt een advies gegeven voor behandeling of verandering van uw leefstijl, dit noemen we het therapieadvies.

Wij streven ernaar om het therapieadvies en een overzicht van alle uitslagen  binnen twee weken naar uw specialist en huisarts te sturen. U ontvangt een kopie van deze brief en een aanvullende brief met extra informatie over de uitslagen die afwijkend zijn.

Bloedonderzoek uitklapper, klik om te openen

Het bloed wordt afgenomen door middel van een prik in de arm. In het bloed worden de onderstaande metingen gedaan:


Hemoglobine (Hb) en hematocriet (Ht)

Door het meten van hemoglobine wordt bepaald of er sprake is van bloedarmoede. Bloedarmoede kan samenhangen met een verminderde functie van de nieren of met een tekort aan ijzer. Door hematocriet te meten, bepalen wij de hoeveelheid rode bloedcellen per liter bloed. Het hematocriet geeft de bloeddikte aan, bij hoge hematocrietwaarden is het bloed stroperiger waardoor er meer risico’s zijn op hart- en vaatziekten.

Lipiden, totaal cholesterol, triglyceriden, HDL-cholesterol, LDL-cholesterol en Lp(a)

Cholesterol is een vetachtige stof die het lichaam nodig heeft als bouwstof. Er zijn verschillende soorten cholesterol. LDL-cholesterol nestelt zich gemakkelijk in de wanden van de slagaders en kan zo na verloop van tijd bijdragen aan het ontstaan van een slagaderverkalking. LDL-cholesterol wordt ook wel ‘slecht' cholesterol genoemd. HDL-cholesterol zorgt voor een lager bloedcholesterol en wordt ook wel ‘goed’ cholesterol genoemd. Triglyceriden zijn weer andere vetachtige stoffen die bijdragen aan de vorming van slagaderverkalking. Als er veel vet (vooral verzadigd vet) in de voeding voorkomt, maakt het lichaam meer LDL-cholesterol aan. Hierdoor neemt de kans op hart- en vaatziekten toe. Bij een hoog HDL-cholesterol is de kans op hart- en vaatziekten juist kleiner. Voor triglyceriden geldt eveneens dat het gehalte niet te hoog mag zijn, omdat het de kans op het krijgen van hart- en vaatziekten vergroot. Ook het Lp(a) is een vorm van cholesterol die het risico op hart- en vaatziekten vergroot en het proces van slagaderverkalking kan versnellen.

Door aanpassingen in eetgewoonten en/of gebruik van medicijnen kan het cholesterolgehalte in het bloed verlaagd worden.

Meer informatie over cholesterol en andere risicofactoren kunt u vinden op het internet, bijvoorbeeld op www.hartstichting.nl en www.voedingscentrum.nl.

Glucose

Om de diagnose suikerziekte definitief te stellen, is het noodzakelijk dat minstens op twee verschillende momenten een verhoogde glucosewaarde gemeten is. Een verhoogd gehalte aan glucose in het bloed leidt tot beschadiging van de bloedvatwanden. Dit kan leiden tot slagaderverkalking en stoornissen in de kleine bloedvaten. Hierdoor ontstaan vooral afwijkingen aan de ogen en nieren. Ook kan het slagaderverkalking veroorzaken in de grote bloedvaten.

Meer informatie over bloedsuikerspiegel en andere risicofactoren kunt u vinden op internet, bijvoorbeeld op www.hartstichting.nlwww.voedingscentrum.nl en www.dvn.nl.

Creatinine

In uw bloed komt dagelijks de stof creatinine vrij door de afbraak van lichaamscellen. Dit wordt direct weer door de nieren uitgescheiden. Bij slagaderverkalking in de kleine bloedvaten gaan de nieren minder goed werken. Er kan ook slagaderverkalking in de grote slagaders naar de nieren ontstaan. Als de doorstroming van de nieren verminderd is, hoopt zich creatinine op in het bloed. Het is gebleken dat mensen met risicofactoren voor hart- en vaatziekten een grotere kans hebben op het krijgen van nierfunctiestoornissen. Vooral bij mensen met suikerziekte of een hoge bloeddruk is de kans op nierproblemen groter.

Schildklierhormoon (TSH)

Het TSH-gehalte wordt bepaald om de functie van de schildklier te meten. Een te hard of te traag werkende schildklier kan effect hebben op het suikergehalte in het bloed, de bloeddruk en het cholesterolgehalte in het bloed. Ook kunnen afwijkingen in de schildklierfunctie direct effect hebben op het hart en de bloedvaten. Hierdoor kunnen hart- en vaatziekten sneller ontstaan.

C-reactief proteïne (CRP)

C-reactief proteïne is een eiwit, geproduceerd in de levercellen, dat deel uitmaakt van een verdedigingssysteem tegen ontstekingen. De concentratie van CRP gaat omhoog als gevolg van bijvoorbeeld ontstekingen. Er zijn steeds meer onderzoeken die aantonen dat er een relatie is tussen ontstekingen en bloedvatbeschadigingen, die uiteindelijk kunnen leiden tot hart- of herseninfarcten. CRP-concentraties worden bepaald om het risico op hart- en vaatziekten te kunnen voorspellen.

Insuline

Insuline is een hormoon of eiwit dat wordt geproduceerd in de alvleesklier (pancreas). Insuline wordt bepaald om de gevoeligheid van het lichaam voor insuline na te gaan, maar ook om het risico op hart- en vaatziekten en diabetes te kunnen inschatten.

Apolipoprotëine (Apo)B

ApoB is een eiwit dat ervoor zorgt dat vetdeeltjes in het bloed wateroplosbaar zijn. Op ieder vetdeeltje zit één apoB eiwit. Met ApoB bepalingen, wordt de concentratie van cholesteroldeeltjes die aderverkalking kunnen veroorzaken in het bloed gemeten. De hoogte van het ApoB voorspelt het risico op hart- en vaatziekten beter dan het totaal cholesterol.

Geglyceerd hemoglobine (HbA1c)

Met deze bepaling wordt de versuikering van rode bloedcellen gemeten. Bij het bloedonderzoek wordt gemeten welk percentage van de totale hoeveelheid hemoglobine (Hb) is veranderd in geglyceerd hemoglobine (HbA1c). Omdat dit geglyceerde hemoglobine gemiddeld 6 à 8 weken in het bloed blijft, geeft het over die periode een indruk van het gemiddelde bloedglucosegehalte. Verhoogde bloedsuiker gaat gepaard met een verhoogd risico op het ontstaan van hart- en vaatziekten. Met HbA1C kan de gemiddelde glucosewaarde over de afgelopen drie maanden worden nagegaan.


Bij een kleine groep patiënten worden in het bloed de volgende waarden gemeten:


NT-proBNP

NT-proBNP is een eiwit dat wordt gemaakt in cellen van de hartspier, bijvoorbeeld wanneer sprake is van overbelasting van het hart. Het meten van dit eiwit kan helpen om hartfalen vroegtijdig op te sporen. Soms is het ook verhoogd zonder dat er sprake is van hartfalen, het is dan vaak niet duidelijk waar deze verhoging door komt. Deze bepaling wordt momenteel alleen gedaan in combinatie met een echo van het hart bij patiënt met suikerziekte (diabetes).

C-peptide

C-peptide is een eiwit dat door de insuline-producerende cellen in de alvleesklier wordt uitgescheiden. C-peptide wordt samen met insuline gemaakt en uitgescheiden. Door C-peptide te meten, krijgen we inzicht in hoe efficiënt ons lichaam insuline produceert en suiker verwerkt. Dit is vooral nuttig bij het vaststellen van diabetes.

Anti-GAD65

Anti-GAD65 is een antistof die in het lichaam gemaakt wordt en bepaalde cellen in het lichaam aan kan vallen (auto-immuun antistof). Deze antistof is vooral gericht tegen de beta-cellen in de alvleesklier, die verantwoordelijk zijn voor het produceren van insuline. Anti-GAD65 kan helpen bij het vaststellen van welk type suikerziekte (diabetes mellitus) iemand heeft. Bij type I diabetes gaat het om auto-immuun diabetes, waarbij antistoffen zoals anti-GAD65 leiden tot vernietiging van de insuline producerende cellen, waardoor mensen vaak afhankelijk worden van medicatie.

Urine onderzoek uitklapper, klik om te openen


Wat onderzoeken we in de urine?
  • Creatinine
    Creatinine is een afbraakproduct van de spieren en wordt bepaald om uw nierfunctie te meten.
  • Micro-albumine
    De aanwezigheid van eiwit in de urine kunnen we als maat gebruiken voor de beschadiging van bloedvaten in uw hele lichaam.
  • Albumine/ Creatinine ratio
    Gezonde nieren scheiden het eiwit albumine nauwelijks uit. Als gevolg van slagaderverkalking in de kleine bloedvaten van de nieren wordt albumine uitgescheiden in de urine. Het gehalte albumine gedeeld door het gehalte creatinine in de urine is een maat voor eventuele nierschade.
  • Ureum
    Is een afvalproduct bij de eiwitstofwisseling in de lever en wordt bepaald om de nierfunctie te meten.
  • Kalium
    Kalium beïnvloedt de werking van de spieren en dus ook de hartspier. Een te hoog of te laag kalium kan hartritmestoornissen of een hartstilstand veroorzaken.
  • Natrium
    Om uw nierfunctie te meten. Als uw nieren te weinig natrium uitscheiden met de urine, houdt uw lichaam meer vocht vast en kunt u diverse klachten ervaren.

Metingen uitklapper, klik om te openen


Lengte en gewicht

Wie een (veel) te hoog lichaamsgewicht heeft, heeft een grotere kans op hart- en vaatziekten. Vooral de kans op een hartinfarct is groter, omdat het hart harder moet werken door het overgewicht. Het cholesterolgehalte en de bloeddruk stijgen vaak als gevolg van overgewicht. Onder mensen met overgewicht komt suikerziekte vaker voor. Om al deze gevolgen van overgewicht te voorkomen is het belangrijk af te vallen. Het verliezen van (over)gewicht verlaagt de kans op hart- en vaatziekten. Lengte en gewicht worden gemeten zonder schoenen aan en zonder zware kleding. Omdat mensen die langer zijn ook zwaarder mogen zijn, wordt de Body Mass Index (BMI) berekend. Een BMI tussen de 20 en 25 is normaal. Boven de 30 is de kans op hart- en vaatziekten verhoogd en boven de 35 is de kans ernstig verhoogd.

U kunt uw lichaamsgewicht omlaag brengen door het volgen van een gezond voedingspatroon en voldoende lichamelijke beweging. In deze voeding zitten wel alle noodzakelijke voedingsstoffen die u dagelijks nodig hebt, maar een beperkte hoeveelheid energie (calorieën of joules). Er zijn verschillende vormen van energiebeperkte voeding. Overleg met een diëtist welke het beste bij u past.

Meer informatie hierover kunt u vinden op internet via www.hartstichting.nl en www.voedingscentrum.nl.

Taille- en heupomtrek

De verhouding tussen de omtrek van de taille en die van de heup is, naast het gewicht, een andere manier om overgewicht te meten. Waarschijnlijk is de kans op hart- en vaatziekten groter bij mensen bij wie vet vooral rondom de buik zit in plaats van op de heupen. De omtrek wordt, zonder dikke kleding, met een centimeter gemeten. De taille wordt gemeten halverwege de onderste rib en de bekkenkam. De heup wordt gemeten rond de maximale omtrek rond de billen.

Voedselvragenlijst

Tijdens of na de dag van de onderzoeken wordt u geïnformeerd over een digitale voedselvragenlijst. Voeding speelt een belangrijke rol in het ontstaan van hart- en vaatziekten. Preventie door een gezonde leefstijl is heel belangrijk. Er zijn echter nog veel vragen over gezonde voeding voor mensen met (een hoog risico op) hart- en vaatziekten:

  • Hoe belangrijk is het om gezond te blijven eten?
  • Welke voedingsmiddelen zijn dan gezond als u al hart- en vaatziekten hebt?
  • Kunt u met een persoonlijk voedingsadvies een tweede hartaanval of beroerte voorkomen?

De voedselvragenlijst is nu alleen nog voor wetenschappelijk onderzoek. U krijgt dus geen terugkoppeling over uw ingevulde antwoorden in het therapieadvies. Door de voedselvragenlijst in te vullen kunnen we de kennis over voeding bij hart- en vaatziekten vergroten en zo de zorg voor toekomstige patiënten verbeteren. 

De vragenlijst staat op deze website: www.voedselvragenlijst.nl

Andere onderzoeken uitklapper, klik om te openen


Hartfilmpje (ECG)

Met behulp van het ECG kan beoordeeld worden of er stoornissen in het hartritme zijn. Bij ritmestoornissen kunnen zich kleine stolsels in het hart vormen. Deze stolsels kunnen in de bloedvaten van de hersenen terechtkomen en zo een herseninfarct veroorzaken. Ook kan een ECG aangeven of er littekens in de hartspier zijn. Littekens in de hartspier kunnen veroorzaakt zijn door een vroeger doorgemaakt hartinfarct. Als een deel van het hart te weinig zuurstof krijgt op het moment van de meting, kan dit ook op het hartfilmpje gezien worden

Echo, doppler en duplex

Echografie is een onderzoek waarbij bloedvaten in beeld worden gebracht. Doppler en duplexonderzoek zijn uitbreidingen van het echo-onderzoek. Doppleronderzoek geeft informatie over de snelheid en de stroomrichting van het bloed. Met duplexonderzoek wordt beoordeeld hoe doorgankelijk de bloedvaten zijn.

Echo buik

Met een echo-onderzoek wordt de grote lichaamsslagader (aorta) in beeld gebracht. Bij mensen met een vaatziekte of een verhoogde risicofactor komt soms een verwijding van de aorta voor. Zo’n verwijding wordt een aneurysma genoemd. Een aneurysma geeft over het algemeen geen klachten

Doppler van enkel en arm

Met een bloeddrukband wordt de bloeddruk gemeten bij beide armen en vervolgens bij beide enkels. De verhouding van de bloeddruk bij uw armen en uw enkels zegt iets over de doorstroming in de benen. Door slagaderverkalking kunnen de slagaders in de benen vernauwd raken. Bij een ernstige vernauwing krijgen de spieren in het been, vaak de kuitspieren, bij inspanning te weinig zuurstof. Hierdoor krijgt iemand pijn wanneer hij een stukje gelopen heeft. De pijn neemt vrij snel af als gerust wordt. Dit wordt ook wel ’etalagebenen’ of claudicatio intermittens genoemd. Bij mensen met etalagebenen is de kans op het krijgen van vaatproblemen op een andere plaats aanzienlijk verhoogd.

Over looptraining kunt u meer informatie vinden op de website Chronisch ZorgNet.

Duplex van de halsvaten

Met de echo worden de halsslagaders in beeld gebracht. Zo wordt gekeken of er een vernauwing van de halsslagaders is. Er wordt gemeten hoe groot een mogelijke vernauwing is en hoe snel het bloed bij de vernauwing stroomt.

Echo van het hart

De echo van het hart wordt uitgevoerd bij patiënten met suikerziekte (diabetes), omdat hartfalen en diabetes regelmatig samen voorkomen. Bij hartfalen is de pompwerking van het hartverminderd. Dit kan bijvoorbeeld worden veroorzaakt door vernauwingen in de bloedvaten, een hoge bloeddruk of een hartinfarct. Het doel van de echografie is informatie te verkrijgen over de structuur van het hart, de hartkleppen en de grote vaten. Vaak vullen we een echo van het hart aan met een onderzoek waarbij we informatie verkrijgen over de snelheid en de stroomrichting van bloed dat door het hart stroomt. Dit heet doppleronderzoek.

Bloeddrukmeting

De bloeddruk wordt gemeten met behulp van een opblaasbare manchet om de arm die hard opgepompt wordt en vervolgens langzaam leegloopt. Iedere keer dat het hart samentrekt, wordt een hoeveelheid bloed in de slagaders gepompt. Hierdoor wordt de druk in de slagaders hoger. Tijdens de ontspanning van het hart daalt de bloeddruk weer. De hoogste druk door het samentrekken van de hartspier wordt de bovendruk genoemd, de laagste druk tijdens de ontspanning is de onderdruk. Omdat de bloeddruk schommelt gedurende de dag, zijn meerdere metingen nodig om vast te stellen of iemand een te hoge bloeddruk heeft. Na activiteit is de bloeddruk vaak hoger. Daarom wordt de bloeddruk gemeten als iemand een tijdje rustig gezeten heeft. Soms is de bloeddruk aan de linker arm anders dan aan de rechter arm. De bloeddruk wordt aan beide armen gemeten. Een te hoge bloeddruk die lang bestaat is een belangrijke risicofactor voor hart- en vaatziekten. Door de hoge bloeddruk ontstaat sneller slagaderverkalking en daarmee een hoger risico op hart- en vaatziekten.

Meer informatie over hoge bloeddruk en andere risicofactoren kunt u vinden op internet, bijvoorbeeld op: www.hartstichting.nl, www.hypertensie.nl en www.voedingscentrum.nl.

Bedankt voor uw reactie!

Heeft deze informatie u geholpen?
Graag horen we van u waarom niet, zodat we onze website kunnen verbeteren.

Werken bij het UMC Utrecht

Contact

Afspraken

Praktisch

umcutrecht.nl maakt gebruik van cookies

Deze website maakt gebruik van cookies Deze website toont video’s van o.a. YouTube. Dergelijke partijen plaatsen cookies (third party cookies). Als u deze cookies niet wilt kunt u dat hier aangeven. Wij plaatsen zelf ook cookies om onze site te verbeteren.

Lees meer over het cookiebeleid

Akkoord Nee, liever niet